34
Limoges, juni 1985
Een jongetje. Betina had de scan toch laten maken. Duclos moest er weer aan denken toen hij de ruitenwissers heen en weer zag gaan over de voorruit. Het had eerder die dag harder geregend, maar nu miezerde het alleen nog maar. De ruitenwissers stonden in de intervalstand. Het licht sprong op groen, maar de auto voor hem reageerde nogal traag.
Een liefdadigheidsbal, het vierde al dit jaar. Ergerlijk maar noodzakelijk. Betina zat naast hem in een blauwsatijnen avondjurk die haar vijf maanden zwangerschap goed camoufleerde, totdat ze ging zitten. Babyblauw.
Het zou allemaal goed komen. Eventuele problemen zouden zich pas over jaren aandienen. Zolang het jongetje nog een baby was, zou hij Betina’s verantwoordelijkheid zijn, iets om haar bezig te houden. Ze zou het druk krijgen met luiers en voeden, en hij zou de huilende baby als excuus kunnen gebruiken om in de andere slaapkamer te gaan slapen. Weg van die handen die hem ’s nachts soms vastpakten en hem steeds meer kippenvel bezorgden. De zwangerschap was geweldig geweest. Ze had hem al vijf maanden niet aangeraakt. En de eerste achttien maanden na de geboorte zouden waarschijnlijk een soort verlenging van die zwangerschap worden.
Daarna, als hij een kleuter was, zou ze het druk hebben met wantjes breien en hem achternarennen om te voorkomen dat hij van de trap viel of zijn vingertjes in het stopcontact stak. En vader zou zich ’s avonds terugtrekken in zijn werkkamer met het excuus dat hij nog werk te doen had en de deur achter zich dichtdoen. Afzondering. Het hele trieste gebeuren zou misschien niet eens zo slecht zijn, zou hem misschien zelfs een paar goede mogelijkheden bieden om op afstand van Betina te blijven. Het verkeer op de Rue Montmailler zette er meer vaart achter. Duclos trapte het gaspedaal in en paste zijn snelheid aan. Het zou pas kunnen gebeuren als zijn zoon ouder werd, minstens een jaar of zes, zeven was, dat hij hem misschien zou gaan herinneren aan de andere jongetjes en gebeurtenissen waar hij liever niet over nadacht, zijn geheime leven dat hij zo zorgvuldig voor Betina verborgen had gehouden. Hij deed nooit iets met jongetjes als hij in Limoges was, probeerde dan niet eens aan jongetjes te denken. Het gebeurde alleen als hij op reis was, naar Parijs of Marseille, dat hij zich daaraan overgaf. Verder hield hij alles ver uit de buurt, zowel in gedachte als daad, van zijn eigen voordeur. Onder zijn eigen dak ? Een vragende of onderzoekende blik… en hij zou zich afvragen of zijn zoon misschien iets wist. Hij zou terugdenken aan de keren dat hij het jongetje aangekleed zag worden, of uitgekleed om in bad of onder de douche te gaan, en zich afvragen of zijn blik bij een van die gelegenheden net een seconde te lang op hem was blijven rusten en hij op die manier zonder het te weten de argwaan van de jongen had gewekt. En als hij zich daaraan schuldig had gemaakt, zou hij zichzelf blijven kwellen met de vraag of dat was gebeurd omdat hij op dat moment was herinnerd aan iemand anders of een aangenaam samenzijn uit het verleden. Want zó zou hij zijn eigen zoon natuurlijk nooit zien… natuurlijk niet.
Plotseling lichtten voor hem een paar remlichten op, wazig door de regendruppels op de voorruit. Er gebeurde even niets en pas toen trapte hij op de rem. De wielen blokkeerden en de auto begon te glijden.
Hij herinnerde zich het ongeluk pas helemaal toen hij er achteraf op terugkeek. Hij was niet ernstig gewond, alleen een buil op zijn hoofd die ervoor had gezorgd dat hij even een black-out had. Het was Betina’s kant van de auto die de grootste klap opving. En toen hij met haar in de ambulance naar het ziekenhuis reed, op de momenten dat ze even bij kennis kwam, pakte ze zijn hand vast en mompelde: ‘Mijn kind… mijn kind. Alsjeblieft.’ De onderkant van haar satijnen jurk was doorweekt met bloed en een van de ambulancebroeders had hem opengeknipt met een schaar, het bloed drooggedept en met een bezorgd gezicht haar buik betast.
De laatste seconden van het ongeluk speelden zich steeds weer af in zijn hoofd en hij bleef zich afvragen: waarom had hij zo laat geremd en de auto op het allerlaatste moment in een slip gebracht, zodat Betina’s kant de grootste klap opving ? Afwezigheid en de tijd die hij nodig had om zich los te maken van zijn gedachten beantwoordden de eerste vraag, en een of andere stompzinnige reflex omdat hij gewend was alleen te rijden, de tweede. Maar zelfs al op dat moment was zijn schuldgevoel op zijn hoogtepunt en terwijl hij in de hand van zijn vrouw kneep en zij zich vastklampte aan het leven binnen in haar, begon zich ergens in zijn geest – dat kleine plekje waar de rest van zijn duistere geheimen en schaduwen van zijn leven huisden – het besef te vormen van de ware reden. Hij duwde die gedachte weg en kneep harder in de hand van zijn vrouw.
Moe, zo vreselijk moe. De middagen waren meestal erger dan de ochtenden. Henri Corbeix was nog steeds op zijn kantoor, met het licht aan, want een halfuur daarvoor was het gaan schemeren. Hij had zo lang in dezelfde houding gezeten terwijl hij aantekeningen maakte, dat hij er een stijve rug van had gekregen. Hij stond op uit zijn stoel, strekte zich en liep zijn kamer door om zijn spieren wat te ontspannen. Maar zelfs dat deed zijn benen al trillen door het gewicht dat ze plotseling moesten dragen. Hij keek bedroefd naar zijn boekenkast. Het was al meer dan twee jaar geleden dat hij was gestopt met badminton. Na de diagnose had hij het nog een jaar geprobeerd, maar het was hem tenslotte te veel geworden. Eerst had hij het alleen gemerkt als hij zich moest strekken voor lage ballen die bijna buiten zijn bereik waren, maar die hij vroeger nog wel wist te halen. Maar kort daarna waren zijn benen ook al bij de gemakkelijke ballen gaan trekken en trillen, en was hij na een kwartier al buiten adem en doodmoe. Hij was ermee opgehouden voordat het gênant werd voor zijn tegenstanders.
Het enige wat hij nog wel had kunnen volhouden, waren de weekends in de zomer op hun boot, die in Les Leques lag. Het dagje vissen. Brood, brie en paté. Een flesje wijn en blikjes frisdrank in een piepschuimen koelbox voor de meisjes. Soms naar Ile Verte aan de overkant van de baai varen. Maar deze zomer was hij bang dat zelfs dat niet meer kon. De laatste keer dat ze ernaartoe waren gegaan, was de pijn van zijn spierkramp steeds erger geworden, vooral toen de zee wat onrustiger was. Hij had zich nauwelijks kunnen verzetten tegen het aanhoudende geklop in zijn benen, dat hem in een staccato ritme herinnerde aan de ziekte die zijn lichaam aan het verwoesten was. Stukje bij beetje werden zijn spierweefsel en zenuwen opgevreten totdat zelfs de lichtste beweging hem doodmoe maakte. Zoals door een rechtszaal lopen. Of zich een tijdje concentreren om aantekeningen te maken.
MS. Multiple sclerose. De medicijnen om zich ertegen te verweren lagen achter in zijn onderste la: steroïden, Oxybutin, Methylprenistolne. Middelen om het te genezen waren er niet, maar deze medicijnen zouden ervoor zorgen dat hij ‘ermee om kon gaan, zijn spierkramp verlichten als die toesloeg’, volgens de arts. Sommige dagen waren beter dan andere. Hij vroeg zich af waarom hij zijn medicijnen nog steeds verstopte onder de papieren in zijn onderste la. Het was een gewoonte die was overgebleven uit de tijd dat hij net wist dat hij de ziekte had. Maar nu wist de helft van zijn collega’s het en dat was al bijna een jaar zo, al vanaf het moment dat hij zijn vervroegde pensioen had aangekondigd. Hij zou nog fulltime blijven werken tot het komende zomerreces in augustus, om zijn lopende zaken af te handelen, dan zou hij aftreden als procureur en nog een jaar alleen de ochtenden werken als adviseur van zijn opvolger, Hervé Galimbert, die nu zijn assistent was. Dan zou hij helemaal met pensioen gaan, tenzij zijn ziekte een remissie vertoonde. Dat was onwaarschijnlijk. De laatste paar maanden waren het ergst geweest. Onmiddellijk nadat hij was opgestaan, voelde hij zich al doodmoe, daarna teerde hij op de golf energie die zijn steroïden hem gaven en die, als hij geluk had, hem tot het eind van de middag op de been hield. Maar als hij een zware dag had of in de rechtszaal aan het werk was, dan was die golf al veel eerder uitgewoed.
Vaak als hij na zijn werk thuiskwam en zijn jongste dochter, Chantelle, die pas zeven was, hem in zijn armen vloog, had hij nog nauwelijks de kracht om haar meer dan twee meter te dragen. Op zulke momenten waren de effecten van zijn ziekte voor hem het moeilijkst. Want hij ontkende ze. Zijn drie andere dochters had hij op kunnen tillen en in het rond kunnen zwaaien zoveel hij wilde. Hij zou een steeds grotere last voor zijn gezin worden, totdat hij uiteindelijk niets anders kon doen dan stil in een hoekje zitten en af en toe over zijn pijnlijke benen wrijven terwijl zijn dochters hem kwamen vragen of hij nog een kopje koffie of iets te lezen wilde hebben. Zijn boosheid en koppigheid laaiden hoog in hem op. Ze gingen dit jaar naar die boot toe, al kostte het hem zijn leven ! Corbeix ging zitten en bekeek zijn aantekeningen. De volgende sessie was morgenochtend, de laatste aanstaande donderdag. Hij had al een notaris geregeld om met Fornier mee naar Londen te gaan.
Hij had Fornier niet verteld over zijn ziekte en dat hij na augustus niet in staat zou zijn zelf het proces te voeren. Geen punt. In welk stadium de zaak ook was, hij kon hem met een gerust hart overdragen aan Galimbert, die er capabel genoeg voor was. Fornier had al genoeg aan zijn hoofd nu hij aanwijzingen voor pedofilie moest opdiepen en moest proberen uit de laatste twee sessies concrete bewijzen boven tafel te krijgen, om zich ook nog eens zorgen te hoeven maken over een procureur die misschien halverwege vervangen zou moeten worden. Corbeix keek naar zijn kalender: nog drie weken in april. Augustus. Zelfs als ze snel iets vonden en hij de aanklacht binnen een maand kon indienen, zouden ze blij mogen zijn als ze dan de eerste vier of vijf onderzoeken achter de rug hadden. Toen hij zijn aandacht weer op zijn notities en Forniers papieren richtte, werd hij getroffen door de omvang van de zaak. Een vooraanstaand politicus. Moord. Een grensverleggende zaak voor het openbaar ministerie, de eerste van zijn soort in Frankrijk die was gebaseerd op zulk onorthodox bewijsmateriaal. Een zaak die het Tapie-schandaal er zou doen uitzien als een parkeerboete.
Maar het luisterde allemaal zo nauw, lag zo ver buiten hun bereik. Te veel obstakels, te veel elementen die ze niet konden overzien, wat waarschijnlijk de andere reden was dat hij niets tegen Fornier had gezegd. Hij betwijfelde of Fornier over de eerste horde zou komen. Dan zou er helemaal geen sprake zijn van een zaak. Toch, in een hoekje van zijn geest – hetzelfde waarin hij zich afvroeg wat hij zou doen als hij de loterij zou winnen of op een ochtend wakker zou worden en zou merken dat zijn ziekte was verdwenen – besefte hij dat als Fornier het voor elkaar kreeg om iets boven tafel te krijgen, dit zeker de grootste zaak van zijn hele carrière zou worden. Een mooier slot kon hij niet bedenken. Het zou heel verleidelijk worden om tot het eind toe door te gaan.
Corbeix schudde zijn hoofd. Hij zou zijn motie opstellen en indienen, de zaak op het juiste spoor zetten en hem in augustus overdragen aan Galimbert, zoals hij oorspronkelijk van plan was geweest. Hij had geen energie meer voor een dergelijke overwinning.
Sessie 12
De band draaide geruisloos. Het geluid van Marinella Calvans vingers op het toetsenbord van de computer, gevolgd door Philippes stem in het Frans. Met vijf personen in de kamer, die allemaal vol verwachting naar de eenzame figuur van Eyran op de bank keken, was de sfeer geladen. Of misschien kwam het omdat Dominic wist dat het hun laatste kans was. ‘Ging je vaak met je ouders naar het dorp ?’ ‘Ja, maar meestal in het weekend. Bijna nooit doordeweeks, als ik naar school moest.’
‘Waar ging je dan naartoe, als je met je ouders in het dorp was ?’ ‘Meestal naar winkels met mijn moeder… en soms stopten we bij een café om even iets te drinken. En er was een winkel met landbouwartikelen vier kilometer voorbij Bauriac, waar ik soms met mijn vader naartoe ging. Achter die winkel hadden ze…’ Dominic schakelde zijn gedachten uit. Marinella had hem verteld dat ze de eerste minuten gebruikten voor algemene achtergrondinformatie om Christian in de juiste stemming te brengen. Dominic keek naar het typoscript van de vorige sessie, met zijn eigen aantekeningen in de kantlijn:
‘… Toen je tenslotte uit het duister van de kofferbak van die auto kwam en je ogen zich hadden aangepast aan het licht, wat zag je toen ?’
‘Het veld… het korenveld en het laantje langs de rivier.’ ‘Nog iets anders ? Was er afgezien van jezelf en de man die je mee had genomen in zijn auto nog iemand anders ?’ ‘Nee… er was niemand anders.’
‘Vertel me wat je daar hoorde. Hoorde je iets wat daar niet thuishoorde ?’
‘Nee… niet echt. Alleen het gekabbel van de rivier… het geruis van de wind door de bomen.’
‘Denk nog eens goed na. Waren er nog andere geluiden ? Zelfs de geringste geluiden op elk willekeurig moment terwijl je in het korenveld was ?’
‘Nog meer water… water dat op de grond terechtkwam.’ ‘Nog iets anders ?’
‘Klokken of bellen… onduidelijk… in de verte… maar het licht nam af. En een ander licht… ik stak mijn hand uit… maar ik had geen gevoel meer in mijn hand… de pijn… de…’ (Onsamenhangend gemompel hier, voor het grootste deel onverstaanbaar. Eyran ging door.)
Hier had Dominic in de kantlijn geschreven: Kerkklokken ? Het geluid van water: hoe ver weg ? Hij richtte zijn aandacht weer op Marinella toen hij haar de kerk hoorde noemen. Ze was van de plaatsen in het dorp waar Christian regelmatig kwam overgeschakeld naar hun bezoeken aan de kerk. ‘En als je daar was met je ouders, kun je je dan herinneren of je daarvoor of daarna het geluid van kerkklokken hoorde ?’ ‘Ja… soms. Meestal werden ze geluid voordat we ernaartoe gingen.’
‘Kun je je dat geluid voor de geest halen en het je nu duidelijk herinneren ?’ Een gemompeld ‘ja’ van Eyran. ‘En als we nu weer teruggaan naar het moment dat je uit het duister van de kofferbak komt en in het felle licht terechtkomt… je zei dat je het geluid van bellen of klokken hoorde. Was dat hetzelfde geluid dat je je van de kerk herinnert, of was het iets anders ?’ ‘Nee… het was anders. Niet zo ver weg… en het was hoger, een klingelend geluid.’
De bellen van de geiten ! Dominic herinnerde zich dat Machanaud in zijn verklaring had gezegd dat hij toen weg was gegaan omdat een herder zijn geiten door het veld daarnaast hoedde. Dezelfde herder die Duclos waarschijnlijk had gestoord, en Christian, die toen blijkbaar nog net bij bewustzijn was. Plotseling kreeg Dominic een idee. Hij krabbelde een paar woorden op een blaadje en gaf het aan Marinella.
Ze had haar nieuwe vraag al half getypt, maar besefte dat het moeilijk zou zijn om hier later op terug te komen. Ze drukte op Backspace en typte: Hoorde je, ongeveer op datzelfde moment, dat de man zijn auto startte of wegreed ? ‘Nee… dat herinner ik me niet… ik hoorde niets anders… ik… er… er was niets.’
Dus Christian had zijn bewustzijn verloren op het moment dat de herder met zijn geiten naderde en voordat Duclos zijn auto startte. Een minuut of twee op z’n hoogst. Dominic had gezien dat Lambourne met een scherpe blik opkeek toen hij Marinella het blaadje gaf. Lambourne had ook niet al te gelukkig geleken toen hij werd voorgesteld aan de notaris, Fenouillet, die af en toe aantekeningen maakte terwijl hij de interactie tussen Marinella, Philippe en Eyran Capel volgde. Dominic had gezegd dat hij bepaalde delen van het typoscript bij het officiële rapport over de moord wilde voegen en dat daarom de aanwezigheid van een notaris vereist was. Marinella had hem gezegd dat ze het gevoel had dat ze op die manier het dichtst bij de waarheid kwamen. Fenouillet sprak niet voldoende Engels voor Lambourne om hem rechtstreeks naar de reden van zijn komst te vragen, en gelukkig hield Philippe zich op de achtergrond. ‘Daarvoor herinnerde je je duidelijk het geluid van water dat op de grond spetterde. Niet het water van de rivier, maar iets anders. Hoe ver weg was dat geluid ? En kun je me zeggen wat dat was ?’ ‘Het was tamelijk dichtbij… maar een paar meter verderop. Water dat op de grond terechtkwam.’
‘Kwam dat geluid uit de richting van waar de man met de auto stond ?’
‘Ja… ik denk het.’
Dominic dacht terug aan Perrimond, die had gesteld dat Machanaud het bloed van zijn schort had gespoeld met een emmer water uit de rivier. Maar waar had Duclos dat water vandaan ? Hij had de jongen niet lang genoeg alleen gelaten om naar de rivier en terug te lopen.
Stilte. Marinella sloeg een bladzijde van haar aantekeningen om voordat ze weer iets typte. Na die momenten in het korenveld, herinner’je je of je daarna je ouders nog hebt gezien ? ‘Nee… kan me niet herinneren… herrin…’ Binnensmonds gemompel dat wegstierf. Eyrans oogleden trilden en hij leek zich in te spannen, alsof de beelden er wel waren maar hij ze niet goed kon zien.
‘En denk je dat dat de reden is dat het korenveld het symbool is geworden voor de scheiding van je ouders ? Waarom je daar in je gedachten steeds naar terugkeert ?
‘Nee, nee… dat is het niet… niet…’ Het trillen hield op: de beelden werden blijkbaar duidelijker. ‘Het is gewoon dat als ik aan daarna probeer te denken, dan kan ik dat niet… ik kan het niet.’ Marinella drukte door nu ze voelde dat ze beet had. Haar eerste tactische zet, om Christian de invloed van het korenveld op Eyrans dromen te laten toegeven, was misschien te hoopvol geweest. ‘En je vriend ? Werd het korenveld ook een symbool voor je scheiding van hem ?’
‘Nee… ik speelde daar gewoon met Stephan, dat is alles. Het herinnerde me daaraan. Dat is alles wat ik dacht als ik het korenveld zag. Spelen… dat we daar samen speelden.’
‘Ga je in je gedachten terug naar het korenveld om daar met Stephan te spelen ?’
‘Nee… niet meer.’ Eyran slikte.
‘En sindsdien ? Hoe voel je je er nu over ? Wat voel je als je denkt aan het korenveld ?’
‘Ik weet het niet… iets…’ Eyran draaide zijn hoofd iets weg. De huid bij zijn slapen trilde en trok. Christians gedachten worstelden zich door drie decennia van duisternis en vochten zich een weg naar boven. Iets warms… helder licht… maar ik kan de warmte niet voelen… ik kan niets voelen…’ Eyran schudde zijn hoofd langzaam heen en weer. ‘Ik… er… daarna was niets… alleen een flauw licht achter het duister… maar ik kan niets voelen… kan niets voelen…’
Dominic zag dat Lambourne zich abrupt naar voren boog. Marinella had hem verteld dat Lambourne had gedreigd de sessies te staken als Eyran het gevaar liep in een staat van catatonie terecht te komen, en ze had al een paar keer op het randje gestaan. Nu zat ze er weer vlakbij.
‘We gaan terug… terug. Maak je los !’ Marinella kon Lambournes handen naast haar boven het bureau voelen zweven, klaar om iets in te typen op haar toetsenbord. Ze durfde niet opzij te kijken, bleef van Eyran naar haar toetsenbord kijken. Marinella had uitgelegd dat het korenveld centraal stond in Eyrans therapie en hoe ze had gehoopt vanaf daar de sprong te maken naar het essentiële punt dat Dominic van Corbeix te horen had gekregen: dat ze moesten proberen Christian zover te krijgen dat hij toegaf dat de man met de auto, Duclos, hem had vermoord. ‘Zo niet,’ had Corbeix gezegd, ‘dan zal de verdediging proberen eronderuit te komen en stellen dat hij alleen verantwoordelijk was voor de seksuele vergrijpen. Dat hij de jongen daarna ongedeerd heeft achtergelaten.’ Maar zoals Marinella Dominic al eerder had gewaarschuwd, zou dat het moeilijkste zijn om de jongen te laten toegeven. En nu waren alle kansen om die sprong te maken waarschijnlijk verkeken. ‘Ik begrijp dat die herinneringen naar zijn, en dat je ze liever niet wilt oproepen. Ik weet dat het pijnlijk voor je is, maar jij weet ook dat jou die dag iets slechts is overkomen. Dat weet je, hè ?’ Eyran fronste zijn wenkbrauwen en slikte. ‘Ja… ik…’ ‘En je weet ook dat de man van die auto daar op de een of andere manier verantwoordelijk voor was. Dat was waarom je die dag je vriendje niet kon zien. Je weet dat die man je heeft geslagen en je heeft tegengehouden toen je weg wilde.’ Marinella wist dat het woord ‘doden’ of ‘vermoorden’ weer een aanval van paniek zou opleveren. ‘Herinner je je dat die man je heeft geslagen ?’ Dominic hield zijn adem in toen hij besefte dat ze voor het volle pond ging, en hij was er zeker van dat ze hem in de richting van een andere herinnering zou sturen. Hij zag Lambourne verbijsterd van haar naar de computer kijken toen Eyran zijn wenkbrauwen nog dieper fronste.
‘Als het niet de man van de auto was…’ drong Marinella aan, ‘… als het iemand anders was, vertel het ons dan. Was het iemand anders die je heeft geslagen ?’
Eyran schudde zijn hoofd. Kleine zweetdruppeltjes verschenen op zijn voorhoofd. ‘Nee… nee… hij was het.’ Bijna onmiddellijk daarna zei Lambourne hardop: ‘Ik kan niet geloven dat je dat hebt gedaan !’
Eyran hield zijn hoofd schuin en trok zijn wenkbrauwen op, zodat hij er opeens verbaasd uitzag.
Marinella typte: En ik kan niet geloven dat jij dat hebt gedaan ! Je hebt de regel van één stem gebroken.
Philippe keek op van zijn monitor, haalde zijn schouders op en glimlachte. Ze was vergeten het tussen haakjes te zetten, maar hij wist wel dat hij het niet hoefde te vertalen. Marinella typte vervolgens: We zitten al met de problemen van twee kinderen die iets niet kunnen accepteren. Laten we er geen derde probleem aan toevoegen: jij die niet kunt accepteren dat ik misschien gelijk heb.
De woede was van Lambournes gezicht te lezen. Hij keek gefrustreerd heen en weer van de monitor naar haar. Geweldig, dacht ze. Ruzie maken per computer. Behalve dat Lambourne niet kon antwoorden omdat zij het toetsenbord afschermde met haar armen en hij niet durfde te riskeren nog eens hardop te praten. Precies het soort ruzie waar ze van hield. De spanning greep Dominic bij de keel toen hij vermoedde dat Lambourne een eind aan de sessie zou maken. Hij onderdrukte snel de blijdschap en bewondering die hij voor Calvans moed had gevoeld. Philippe zat nog steeds te stralen en Fenouillet was even opgehouden met aantekeningen maken en had geen idee wat er aan de hand was. Maar uiteindelijk schudde Lambourne alleen maar zijn hoofd en haalde zijn schouders op, alsof het hele meningsverschil opeens onbelangrijk was. Maar er was toch nog iets duisters in Lambournes blik achtergebleven toen hij snel van Marinella naar hemzelf en Fenouillet keek alsof hij dacht: zoveel vragen over de moord, en waarom is de aanwezigheid van die notaris opeens noodzakelijk ? ‘We gaan terug naar het moment dat je je fiets had verstopt. Naar het korenveld en het laantje. Heb je daar iets gehoord ? Wil je me dat vertellen ?’
‘Er viel niets te horen, echt. Alleen de wind, zachtjes.’
‘Nog iets anders ? Zijn er geluiden op de achtergrond ? Kun je iets horen, wat dan ook ?’
Dominic merkte dat ze naar de tegenwoordige tijd was overgeschakeld: zijn er, kun je ? Na de vorige sessie had Marinella hem verteld over een FBI-team in New York dat gespecialiseerd was in het onder hypnose verhoren van getuigen van misdaden om gedetailleerdere beschrijvingen te krijgen. De tegenwoordige tijd zorgde ervoor dat de getuige zich direct op de plek van de misdaad geplaatst voelde en de details waren meestal preciezer en uitgebreider. Marinella had dezelfde techniek in de vorige sessie met Eyran toegepast, maar het resultaat was teleurstellend geweest. Afgezien van het stromende water en de klingelende bellen hadden ze niets van waarde kunnen ontdekken. Ze had Christian gevraagd of hij met de man in de auto langs winkels was gereden, of hij tijdens de rit terug naar zijn fiets iemand had gezien, of hij in het korenveld of bij het laantje iemand had gezien, of hij afgezien van de truck uit Marseille nog andere auto’s of vrachtwagens had gezien. Niets, niets, niets.
Hij had tegen zijn bureau en archiefkast geschopt van frustratie toen hij het typoscript las. Nu vroeg ze hem of hij iets ‘had gehoord’ toen hij bij zijn fiets was: weer niets. Ze raakten zo langzamerhand door hun mogelijkheden heen. Marinella ging terug naar de truck uit Marseille en vroeg Christian of hij zich wilde concentreren op de letters op de zijkant. ‘Zijn er nog andere woorden of letters die je je herinnert ?’ ‘L-E. Le nog iets. P-O-N… T…’ ‘Nog iets anders ?’
Het was hopeloos, dacht Dominic. Delen van woorden op een truck van meer dan dertig jaar geleden. Zelfs als ze die door een wonder wisten te traceren, zou de bestuurder dan nog weten dat hij daar al die jaren geleden had gereden ? Wat zou hij zich daarvan herinneren ? Het geklingel van de bellen van de geiten ? Ze hadden de herder ondervraagd, kort nadat Machanaud het over hem had gehad, maar hij had niets gezien; er stonden te veel bomen bij de rivier. Wat was er verder nog ? Water dat op de grond terechtkwam ? De stem van een vrouw op een parkeerterrein ? Hopeloos !
Dominic keek bezorgd op de klok: nog twintig minuten. De letters waren uitgebreid met E I: Pontei, niet eens een heel woord. Marinella bladerde haar aantekeningen door, wanhopig op zoek naar een weg die ze nu nog kon inslaan… en op dat moment drong het tot hem door, zakten zijn spanning en verwachting weg in een moeras van leegte. Ze zouden niets vinden ! Ze had alle mogelijkheden keer op keer verkend en alleen nog wat onbelangrijke details waren overgebleven. Hij kon Duclos’ gezicht bijna voor zich zien, zelfingenomen grijnzend naar hen. Marinella was teruggegaan naar het onderwerp van de scheiding en vroeg Christian of er afgezien van zijn ouders, zusje en vriendje nog andere mensen waren die hij sinds die dag miste. Dat was waarschijnlijk het beste, dacht Dominic moedeloos, want als er toch geen nieuwe aanwijzingen uit voort zouden komen, konden ze net zo goed aan het hoofddoel van de therapie tegemoetkomen.
… Zelfingenomen grijnzend terwijl hij in het restaurant van zijn wijn zat te nippen… terwijl hij de touwen losmaakte en Christian voor de tweede keer verkrachtte… terwijl hij de kei keer op keer op Christians hoofd terecht liet komen en het leven uit hem sloeg. Dominic schudde zijn hoofd. De beelden waren zo intens, dat hij ze onmogelijk kon verdragen, want ze wisten nu dat Duclos het had gedaan, maar ze konden weinig anders doen dan machteloos toezien terwijl hij vrij bleef rondlopen. En hij zou dat gevoel houden, datzelfde walgelijke, beschamende gevoel, elke keer dat hij Duclos’ foto in de krant zag, die zelfingenomen grijns op zijn gezicht… als hij een of ander nieuw fabriekscomplex opende, als hij sprak op een partijbijeenkomst, grijnzend naar hen omdat ze hem niets konden maken… als hij met zijn vuist op de lessenaar sloeg om de punten in zijn campagne te onderstrepen, net zoals hij op die dag de kei op Christians hoofd terecht had laten komen. En Dominic zou het niet kunnen opbrengen om naar die foto’s te kijken… nu hij wist… wist dat… ‘Opa André ?’ De naam wekte Dominic abrupt uit zijn gedachten. Een naam met betrekking tot de scheiding die hij nog niet eerder had gehoord: vader, moeder, Clarisse… maar geen opa André.
Dominic las de hele zin op de monitor:’ Ik herinner me dat ik dacht aan opa André en klampte me vast aan het geluk dat ik van hem had gekregen.’
Dominic schreef snel een paar woorden op; Wat voor geluk ? Hoezo ? Waar is hij op dat moment ?, en gaf het blaadje aan Marinella Calvan.
Ze typte: Wat was dat geluk dat opa André je had gegeven ? ‘Het was een munt… een geluksmunt.’ ‘En je had die munt in je hand toen je aan opa André dacht ?’ ‘Ja… ik had mijn hand eromheen geklemd voordat ik in slaap viel. Maar toen ik wakker werd, besefte ik opeens dat hij uit mijn hand was gevallen.’
‘Waar was je toen je die munt liet vallen ?’ ‘In de kofferbak van de auto van die man.’ ‘En kon je de munt terugvinden ?’
‘Nee, het was te donker… Ik zocht om me heen. Maar ik kon alleen maar het reservewiel voelen… Hij lag er niet op of naast. Ik was hem nog steeds aan het zoeken toen de kofferbak openging… het licht deed pijn aan mijn ogen.’ ‘En toen je merkte dat je de munt had laten vallen, werd je toen bang dat er misschien iets naars zou gebeuren ?’ ‘Ja… ja. In het donker hielp de munt me. Het was iets wat ik kende en me aan thuis herinnerde. Maar toen ik hem niet meer had…’
Toen Marinella terugkeerde naar hechting en verlies, raakte Dominic even haar arm aan, verontschuldigde hij zich met een knikje en verliet hij de kamer. Het was niet waarschijnlijk dat er nog iets interessants tevoorschijn zou komen en hij kon het niet opbrengen om nog tien minuten te wachten voordat hij navraag zou doen. Hij liep Lambournes wachtkamer door, ging naar buiten en toetste op zijn mobiele telefoon Moniques nummer in Lyon in.
Na drie keer overgaan nam ze op en Dominic kwam zo snel mogelijk terzake. ‘Een munt. Een geluksmunt die Christian van zijn grootvader had gekregen. Weet je dat nog ?’ ‘Ja… ik herinner het me.’ Aarzeling, verbazing door de plotselinge sprong aan een herinnering van dertig jaar geleden. ‘Maar waarom ?’
‘Het is belangrijk. Er is iets tevoorschijn gekomen uit de sessies in Londen. Ik vertel het je later wel.’ Een plotselinge huivering toen hij besefte dat hij het niet langer kon uitstellen; die avond zou hij haar alles moeten vertellen: zijn weggedrukte twijfel, de auto die was gezien, Machanaud, Jean-Lucs onterechte zelfmoord. ‘ Wat voor munt was het ?’ ‘Een Italiaanse munt van twintig lire, zilver. Uit 1928.’ ‘Was hij zeldzaam ?’
‘Nogal. Jean-Lucs vader had hem jaren daarvoor uit Italië meegebracht. Hij heeft hem Christian voor zijn achtste verjaardag gegeven.’
Dominic zweeg en dacht na. Als Duclos de munt had gevonden, zou hij hem meteen weggegooid hebben. Maar Christian had er niet naar kunnen zoeken. Wat als hij achter of onder het reservewiel terecht was gekomen, of tussen het gereedschap, uit het zicht ? Een kans. Een piepklein kansje.
Monique vertelde hem dat ze de munt later niet tussen Christians spullen was tegengekomen. ‘In al die verwarring – met het politieonderzoek en Christian die in het ziekenhuis lag – heb ik er niet aan gedacht. Ik merkte pas maanden later dat hij er niet meer was. Maar blijkbaar is het nu belangrijk… heel belangrijk. Waarom ?’
En opnieuw beloofde Dominic dat hij het haar die avond zou vertellen, en hij schakelde snel over naar algemeenheden voordat hij het gesprek beëindigde. Een generatie lang had hij de waarheid voor zijn vrouw verborgen gehouden en nog steeds probeerde hij tijd te rekken.
Een geluksmunt ? dacht Dominic bedroefd. Het enige geluk dat hij zou kunnen geven, zou na tweeëndertig jaar een beetje rechtvaardigheid voor Christian Rosselot zijn.